Letter to the Dutch Parliamentary Justice and Security Commission
Aan de Commissie Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
17 september 2020
Geachte voorzitter, geachte commissieleden,
Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende:
Allereerst wijs ik u, naar aanleiding van recente mediaberichtgeving over de rechtszaak van Dilani Butink tegen de Nederlandse Staat, op (i) bijgaande brief inzake verjaringswetgeving.
In die brief betreffende een wetsvoorstel verjaringstermijnen inzake (interlandelijke) adoptie betoog ik dat het oordeel van de rechtbank dat de zaak verjaard is – en daarom geen inhoudelijke beoordeling toekomt – in strijd is met uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en dat een mensenrechtenzaak als die van Dilani Butink altijd een inhoudelijk oordeel dient te krijgen.
Om zeker te stellen dat dergelijke mensenrechtenzaken in de toekomst inhoudelijk beoordeeld worden stel ik voor dat de wetgever met een wetsvoorstel daartoe komt.
Voorst wijs ik u naar aanleiding van de werkzaamheden van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden (COIA) naar (ii) bijgaande brief inzake ondeugdelijk onderzoek door de COIA .
In die brief, betreffende een door het Centraal Bureau voor de Statistiek verstuurde vragenlijst, betoog ik dat het onderzoek in deze kwestie ondeugdelijk is omdat (a) de vragen niet behoren tot het mandaat van de COIA, (b) als gevolg daarvan niet bijdragen aan het beantwoorden van diens onderzoeksvragen en (c) de kans onbenut laten vast te stellen hoeveel personen in ieder geval illegaal geadopteerd zijn met medewerking van Nederlandse consulaire diensten.
Teneinde de deugdelijkheid van het onderzoek – en daarmee het draagvlak van de onderzoeksresultaten – te bevorderen maak ik uw commissie er derhalve op attent dat het thans nog haalbaar is justitieminister Dekker het parlement in deze kwestie te laten informeren. Ten eerste over de rechtvaardiging van de verstuurde vragenlijst in het licht van het onderzoeksmandaat dat hij de COIA heeft verleend. Ten tweede over de mogelijkheid om via een aanvullende vragenlijst alsnog vast te stellen hoeveel valselijk-als-eigen-kind-opgegeven personen met medewerking van de staat illegaal geadopteerd zijn.
Een wetsvoorstel verjaringstermijnen (interlandelijke) adoptie en een aanvullende vragenlijst aangaande illegale adoptie zijn respectievelijk noodzakelijk en overeenkomstig met het onderzoeksmandaat van de COIA. Ik verneem daarom graag uw reactie op deze brief.
Dank voor uw aandacht.
Met vriendelijke groet,
Patrick Noordoven, LLM, BA
Letter to the Dutch Parliamentary Justice and Security Commission
Aan de Commissie Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
17 september 2020
Geachte voorzitter, geachte commissieleden,
Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende:
Allereerst wijs ik u, naar aanleiding van recente mediaberichtgeving over de rechtszaak van Dilani Butink tegen de Nederlandse Staat, op (i) bijgaande brief inzake verjaringswetgeving.
In die brief betreffende een wetsvoorstel verjaringstermijnen inzake (interlandelijke) adoptie betoog ik dat het oordeel van de rechtbank dat de zaak verjaard is – en daarom geen inhoudelijke beoordeling toekomt – in strijd is met uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en dat een mensenrechtenzaak als die van Dilani Butink altijd een inhoudelijk oordeel dient te krijgen.
Om zeker te stellen dat dergelijke mensenrechtenzaken in de toekomst inhoudelijk beoordeeld worden stel ik voor dat de wetgever met een wetsvoorstel daartoe komt.
Voorst wijs ik u naar aanleiding van de werkzaamheden van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden (COIA) naar (ii) bijgaande brief inzake ondeugdelijk onderzoek door de COIA .
In die brief, betreffende een door het Centraal Bureau voor de Statistiek verstuurde vragenlijst, betoog ik dat het onderzoek in deze kwestie ondeugdelijk is omdat (a) de vragen niet behoren tot het mandaat van de COIA, (b) als gevolg daarvan niet bijdragen aan het beantwoorden van diens onderzoeksvragen en (c) de kans onbenut laten vast te stellen hoeveel personen in ieder geval illegaal geadopteerd zijn met medewerking van Nederlandse consulaire diensten.
Teneinde de deugdelijkheid van het onderzoek – en daarmee het draagvlak van de onderzoeksresultaten – te bevorderen maak ik uw commissie er derhalve op attent dat het thans nog haalbaar is justitieminister Dekker het parlement in deze kwestie te laten informeren. Ten eerste over de rechtvaardiging van de verstuurde vragenlijst in het licht van het onderzoeksmandaat dat hij de COIA heeft verleend. Ten tweede over de mogelijkheid om via een aanvullende vragenlijst alsnog vast te stellen hoeveel valselijk-als-eigen-kind-opgegeven personen met medewerking van de staat illegaal geadopteerd zijn.
Een wetsvoorstel verjaringstermijnen (interlandelijke) adoptie en een aanvullende vragenlijst aangaande illegale adoptie zijn respectievelijk noodzakelijk en overeenkomstig met het onderzoeksmandaat van de COIA. Ik verneem daarom graag uw reactie op deze brief.
Dank voor uw aandacht.
Met vriendelijke groet,
Patrick Noordoven, LLM, BA